In 2021 kregen onze studententeams een bestuurskundige casus van Olof Schuring uit het Ministerie Justitie & Veiligheid, in samenwerking met PBLQ. Deze casus was gericht op innovatie bij het aanpakken van ondermijnende criminaliteit. Daarbij moesten studenten zich vooral richten op weerbaarheid en preventie. Het winnende team, bestaande uit Benthe Booiman, Anna Bosch, Josefa Janssen en Julia van Herpen (BOW, Nijmegen), had een originele oplossing, waarbij ook werd gekeken naar het huidige woonprobleem in Nederland. Hieronder kun je hun winnende inzending lezen:

Van drugslab naar seniorenwoning

Ondermijnende criminaliteit neemt in Nederland verschillende vormen aan. De Rijksoverheid (z.j.-a) onderscheidt hierin onder andere ‘Drugsproductie en intimidatie agrarische sector’. Ondernemers in deze sector hebben soms moeite om het hoofd boven water te houden. Hun gebouwen staan leeg of zijn beperkt in gebruik waardoor ze geen toekomstbestendige economische functie (meer) hebben. Verwacht wordt dat Nederland in 2030 27 miljoen vierkante meter lege agrarische locaties zal kennen (Gies et al., 2016, p. 8). Deze ontwikkeling blijft ook bij criminelen niet onopgemerkt. Daarnaast bevinden agrarische bedrijven zich in het buitengebied: voor criminelen een gunstige ligging om onder de radar te blijven (RIEC-LIEC, z.j.). Maar liefst een op de zeven boeren is dan ook wel eens benaderd door criminelen om hun schuur of loods te huren (Haggeman, 2019). Dit gebeurt vaak met veel geld, dwang of intimidatie. De verhuur is bedoeld voor bijvoorbeeld de productie en opslag van hennep en synthetische drugs, waarvan het afval vervolgens in de nabije natuur gedumpt wordt. Dit laatste kent weer schadelijke gevolgen voor de gezondheid van de mens en het milieu (RIEC-LIEC, z.j.).

Om deze problematiek tegen te gaan moet men de isolatie van het platteland tegengaan en tegelijk een alternatief bieden voor boeren om hun schuren ter beschikking te stellen, zodat zij minder in de verleiding zijn hun panden aan criminelen te verhuren en dit voor criminelen ook minder interessant is. Het plan is om hier nieuwe woongelegenheid te creëren voor ouderen door lege panden om te bouwen naar seniorencomplexen. Lokale overheden moeten hier een centrale rol in gaan spelen aangezien zij het dichtste op de problemen zitten en beter dan regionale en landelijke overheden kunnen inschatten waar de leegstaande panden zich bevinden (VNG, 2016). Dit is van belang aangezien dit inschatten een lastige opgave is. Panden zijn soms nog gedeeltelijk in gebruik of er wonen nog mensen op de boerderij waardoor leegstand minder opvalt (Gies et al., 2016, p. 26). Gemeenten hoeven niet zelf de panden om te bouwen, maar moeten voornamelijk een rol spelen in het faciliteren van een markt waar aanbieders (boeren) en vragers (investeerders) elkaar kunnen ontmoeten.

De diversiteit die ons voorstel kenmerkt brengt tegelijkertijd ingrijpende beslissingen met zich mee. Vandaar dat wij aanmoedigen te beginnen met een pilot in vier gemeenten. We beoordelen de gemeenten op hun stedelijkheid, deze wordt door het CBS (2021) bepaald aan de hand van hoeveel adressen een gemeente per vierkante kilometer kent. De pilot laat zich naar onze mening het beste uitvoeren in twee niet-stedelijke gemeenten (>500), een weinig stedelijke gemeente (500-1000) en een matig stedelijke gemeente (1000-1500). (Zeer) sterke stedelijke gemeenten nemen wij hier niet in op omdat wij hier geen tot weinig buitengebied verwachten. Het moge duidelijk zijn dat wij het voorkomen van drugsproductie en intimidatie in de agrarische sector als doel hebben. Voor een ex durante en ex post evaluatie kwantificeren wij dit doel in een percentage leegstaande panden dat binnen een bepaalde termijn een andere bestemming heeft gekregen. Door dit concrete stappenplan willen wij de haalbaarheid van het plan bevorderen. Het is geen snelle oplossing, maar eerder een langetermijnplan. Met de juiste doelen en evaluatie kan dit echter wel worden uitgevoerd. Door de grondige aanpak van het probleem zal het ook zeer effectief zijn op het moment dat het wordt uitgevoerd in plaats van slechts de symptomen te bestrijden. Door de oplossing bij de maatschappelijke organisaties neer te leggen kan dit bereikt worden met een relatief lage investering wat de doelmatigheid ten goede komt.

De politiek-bestuurlijke context van deze innovatie wordt gekenmerkt door de turbulente relatie tussen boer en overheid. Met verschillende boerenprotesten in de jaren ’90 ontstond hier een kantelpunt (Hees, 2000, p. 1). De algemene trend van afname van vertrouwen in de democratie is vanaf 2001 in heel Nederland zichtbaar (Bovens & Wille, 2006, p. 51), maar de boerenprotesten van de afgelopen jaren maken duidelijk dat met name deze groep zich gedupeerd voelt door de politieke ontwikkelingen. Deze ontwikkelingen isoleren het platteland verder dan voorheen al het geval was en dragen daarmee niet bij aan een veilige omgeving. Het is daarom juist van belang dat overheden een rol gaan spelen in deze sector door bijvoorbeeld alternatieven te gaan bieden voor inkomen en zo perspectief te bieden.

De drie voornaamst stakeholders in deze innovatie zijn de boer, de gemeente en de woningcorporatie. De gemeente zal het project overzien en stimuleren en heeft vooral belang bij het tegengaan van de ondermijnende criminaliteit. De gemeente heeft daarnaast belang bij creëren van meer woningen op een duurzame manier. De woningcorporatie zal het plan uitvoeren en heeft vooral een belang bij het zo makkelijk en zo winstgevend mogelijk kunnen bouwen. De boer is een stakeholder aangezien hij zijn eigen pand beschikbaar moeten stellen. De boer zal vooral belang hebben bij het generen van inkomsten en het veiligstellen van een zekere toekomst.

Wat betreft de financiering, zijn er een aantal zaken waar geld vrij voor moet worden gemaakt. Doordat er meer mensen op plekken wonen die minder goed bereikbaar zijn, zal er geïnvesteerd moeten worden in lokaal openbaar vervoer. Daarnaast moet er geld vrijkomen om een aantal voorlichtingsactiviteiten voor boeren te organiseren, waar zij wellicht ook al kennis kunnen maken met de investeerders. Ook moeten er subsidieregelingen komen voor uitvoerders zoals woningcorporaties, om het hergebruiken van leegstaande panden te stimuleren. Tot slot moet er subsidie voor de gemeente vrijkomen voor het inrichten van de markt voor het hergebruiken van leegstaande panden. Hiervoor kan vooral gebruik worden gemaakt van middelen van de Rijksoverheid. Zo is er in 2022 542 miljoen euro vrijgemaakt voor de aanpak van ondermijnende criminaliteit (waarvan 434 miljoen structureel) (Min. JenV, 2021). Daarnaast is er 6,8 miljard euro beschikbaar gesteld voor het aanpakken van klimaatverandering  (Rijksoverheid, z.j.-b).

Door het aanpassen van het bestemmingsplan van leegstaande panden op het platteland, en daarmee het mogelijk maken van woningbouw voor bijvoorbeeld seniorenwoningen of zorgboerderijen, wordt er niet alleen een bijdrage geleverd aan de aanpak van ondermijnende criminaliteit. Ten eerste levert de innovatie een bijdrage aan het verminderen van de woningnood aangezien het meer woningen op het platteland realiseert. Door bijvoorbeeld het bouwen van seniorenwoningen, verruilt een deel van deze doelgroep de stad voor het platteland en is er in meer stedelijke gebieden ruimte voor studenten of starters, twee doelgroepen waar de woningnood het hoogst is. Ten tweede gaat het hierbij om een duurzame oplossing. Aangezien bijvoorbeeld stallen hiervoor in aanmerking komen, worden boeren gestimuleerd om hun bedrijf te verkleinen, wat bijdraagt aan een lagere CO2 en stikstof uitstoot. Daarnaast kunnen oude panden eventueel omgebouwd en dus hergebruikt worden. Ten derde zorgt deze maatregel voor een hogere mate van sociale controle. Door nieuwe bewoners wordt het gebied levendiger en is er meer sociale controle, wat er voor zorgt dat het gebied minder aantrekkelijk is voor criminelen. Ten vierde kan dit een goed alternatief vormen voor de steeds meer onzekere toekomst van de boer. Zo worden boerenbedrijven steeds minder vaak van generatie op generatie overgenomen door het gebrek aan duidelijk toekomstperspectief (Gies et al., 2016, p. 24).

Literatuur 

Bovens, M. & Wille, A. (2006). Waar bleef het vertrouwen in de overheid? Bestuurskunde           2006(4), pp. 50-64,

https://dspace.library.uu.nl/bitstream/handle/1874/19862/bovens_06_waar.pdf?sequence=1

 

Gies, T.J.A., Nieuwenhuizen, W., Naeff, H.S.D., & Och, R.A.F., van. (2016). Landelijk

gebied en Leegstand : Aard, omvang en oplossingsrichtingen van huidige en toekomstige    leegstand agrarisch vastgoed in Nederland. Alterra Wageningen UR. Geraadpleegd       van http://library.wur.nl/WebQuery/wurpubs/fulltext/393440

 

Haggeman, H. (2019, 19 juli). Een op zeven Achterhoekse boeren benaderd door

crimineel, meldt dit rapport: ‘Het komt deze kant op’. De Gelderlander, op https://www.gelderlander.nl/doetinchem/een-op-zeven-achterhoekse-boeren-benaderd-door-crimineel-meldt-dit-rapport-het-komt-deze-kant-op~a5ffb063/

 

Hees, E. (2000). TREKKERS NAAST DE TRAP Een zoektocht naar de dynamiek in de

relatie tussen boer en overheid. Wageningen Universiteit. https://library.wur.nl/WebQuery/wurpubs/fulltext/139102

 

Ministerie van Justitie en Veiligheid. (2021). Aanpak ondermijnende criminaliteit.

Geraadpleegd van https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/prinsjesdag/documenten/publicaties/2021/09/21/aanpak-ondermijnende-criminaliteit

 

 

RIEC-LIEC. (z.j.) CORONA STOPT CRIMINELEN NIET, OOK NIET IN HET

BUITENGEBIED. Geraadpleegd van https://hetccv.nl/fileadmin/Bestanden/Onderwerpen/Georganiseerde_criminaliteit/Infographic_stop_criminelen_in_het_buitengebied.pdf

 

Rijksoverheid. (z.j.-a). Ondermijnende criminaliteit. Geraadpleegd van

https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/ondermijning/ondermijnende-criminaliteit

 

Rijksoverheid. (z.j.-b). Plannen voor het klimaat. Geraadpleegd van

https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/prinsjesdag/belangrijkste-maatregelen-prinsjesdag/klimaat

 

VNG. (2014). Gewoon, dichtbij. Den Haag, Nederland: VNG.

nl_NLDutch